Re: Fotografie en de privacywet
PORTRETRECHT
Portretrecht - Privacy - Enkele voorvallen op een rijtje
Bron : Joris Deene
De voorzitter van de rechtbank van koophandel in Antwerpen boog zich vorig jaar over de vraag of er een portretrecht op huizen of landschappen geeist kan worden.
Artikel 10 van auteurswet bepaalt dat de auteur of de eigenaar van een portret, dan wel enige andere persoon die een portret bezit of voorhanden heeft, niet het recht heeft het te reproduceren of aan het publiek mee te delen zonder toestemming van de geportretteerde of, gedurende twintig jaar na diens overlijden, zonder toestemming van de erfgenamen. Dit recht op afbeelding is geen auteursrecht, maar een persoonlijkheidsrecht dat onderdeel is van het recht op privacy. De vraag rijst of dit principe ook op afbeeldingen van huizen toegepast kan worden.
Vorig jaar werd de voorzitter van de rechtbank van koophandel in Antwerpen met deze problematiek geconfronteerd, in een stakingsprocedure op grond van de handelspraktijkenwet. Onderneming A had bij onderneming B een houten bijgebouw geplaatst, en daarna in een brochure een foto van dat gebouw gebruikt. Onderneming B vorderde de stopzetting van de commercialisering van de afbeelding in publicaties, websites en boeken, op grond van artikel 22 Grondwet (recht op privacy), en in ondergeschikte orde op grond van het eigendomsrecht en het vennootschapsrecht. Volgens de onderneming had zij geen toestemming gegeven om de afbeeldingen te gebruiken.
De voorzitter van de rechtbank van koophandel oordeelde dat de miskenning van de eigendomsrechten een inbreuk op de wet handelspraktijken kan uitmaken, als daardoor de rechten van een andere verkoper (virtueel) geschaad worden. De rechtbank verwees hiermee naar de rechtspraak die het reproduceren van prenten van voetbalspelers met een uitsluitend commercieel doel, in strijd met het recht op afbeelding van de betrokken spelers, kwalificeert als in strijd met de eerlijke handelspraktijken. Aangezien onderneming A niet kon aantonen dat onderneming B haar instemming verleend had voor het gebruik van de foto's, beval de voorzitter de staking van dit gebruik.
Principieel afwijzen
Het valt te betreuren dat de stakingsrechter niet dieper ingegaan is op de vraag of het recht op afbeelding van huizen het eigendomsrecht of het recht op privacy raakt. De verwijzing naar de rechtspraak over het recht op afbeelding van voetbalspelers is fundamenteel verschillend, aangezien het daar om natuurlijke personen gaat, en niet om onroerende goederen.
Mijn inziens wordt best aangesloten bij de rechtspraak van het Franse Hof van Cassatie (zie kader), dat het portretrecht op onroerende goederen principieel afwijst, behalve in het uitzonderlijke geval dat de eigenaar bijzondere schade zou ondervinden bij het gebruik van de afbeelding.
Er moet namelijk een eind worden gesteld aan de neiging om beelden te monopoliseren, wat er toe zou kunnen leiden dat het publiek geen afbeeldingen van landschappen meer kan bekijken.
(De auteur is assistent aan de Universiteit Gent en advocaat)
Vz. Rb. Kh. Antwerpen, 9 maart 2006, AR 05/15246, onuitg.
Ook in Franse en Nederlandse rechtbanken woedt de discussie
Het Franse Hof van Cassatie oordeelde in 2004 dat er in beginsel geen recht op afbeelding op onroerende goederen kan bestaan. Enkel in geval van een "trouble anormal" erkende het Hof dat de eigenaar van het goed zich kan verzetten tegen de exploitatie van de afbeelding.
In 2005 oordeelde het hof van beroep in Orleans dat de eigenaar van een bekende boot een "abnormale storing" ondergaat als een afbeelding van zijn vaartuig gereproduceerd wordt op souvenirs. De eigenaar had immers belangrijke kosten gemaakt om het vaartuig te onderhouden en er promotie voor te voeren. De verkoop van afbeeldingen van deze boot was voor hem een bron van inkomsten. Als derden dat zonder enige vergoeding ook zouden kunnen doen, was er volgens het hof sprake van parasitaire mededinging.
In 2006 weigerde het hof van beroep in Parijs te erkennen dat het gebruik van de afbeelding van de Tour Montparnasse in een film een "abnormale storing" betekende voor de mede-eigenaars van de bekende wolkenkrabber.
Ook in Nederland ontstond beroering over het portretrecht op huizen. Fortis Bank had in een brochure over hypotheken zonder toestemming van de eigenaar diens huis in vooraanzicht afgebeeld. Het huis was vanaf de openbare weg zichtbaar. Er waren geen privedelen afgebeeld.
De kantonrechter in Amsterdam oordeelde in 2006 dat onder bepaalde omstandigheden het gebruik van zo'n afbeelding onrechtmatig kan zijn. De kantonrechter beklemtoonde enerzijds dat de woning geen koophuis was, nooit gehypothekeerd was en dat de bancaire context oneigenlijk was. Ook hadden de eigenaars volgens hem een sterke emotionele band met de woning. Volgens de kantonrechter kwam het er op neer ?dat de eigenaar van een particuliere woning toestemming moet geven voor een dergelijke wijze van verspreiding van de afbeelding van zijn woning. De redenen hiervoor zijn te scharen onder de termen ?eigendom? en "privacy". Fortis Bank stelde hoger beroep in en kreeg in 2007 gelijk van het Gerechtshof in Amsterdam.
Fortis voerde aan dat zij op grond van artikel 10 EVRM het recht heeft haar reclame te voeren zoals zij dat wil. Het hof antwoordde hier onmiddellijk op dat dit recht op informatievrijheid onderworpen is aan beperkingen zoals het eigendomsrecht of het recht op privacy (artikel 8 EVRM). Maar het hof oordeelde dat niet bleek dat de handelingen van Fortis de eigenaars verhinderden het huis in kwestie overeenkomstig hun recht te gebruiken.
Ook de tweede grondslag, de inbreuk op de privacy, werd verworpen. Zo bleek het huis door de familie stelselmatig te worden verhuurd, en had de familie in de procedure zelf aangegeven dat de publicatie niet al te herkenbaar of negatief naar de bewoners of eigenaars verwees. Volgens het hof was een inbreuk op de privacy nog moeilijk vol te houden.
Lamp
PORTRETRECHT
Portretrecht - Privacy - Enkele voorvallen op een rijtje
Bron : Joris Deene
De voorzitter van de rechtbank van koophandel in Antwerpen boog zich vorig jaar over de vraag of er een portretrecht op huizen of landschappen geeist kan worden.
Artikel 10 van auteurswet bepaalt dat de auteur of de eigenaar van een portret, dan wel enige andere persoon die een portret bezit of voorhanden heeft, niet het recht heeft het te reproduceren of aan het publiek mee te delen zonder toestemming van de geportretteerde of, gedurende twintig jaar na diens overlijden, zonder toestemming van de erfgenamen. Dit recht op afbeelding is geen auteursrecht, maar een persoonlijkheidsrecht dat onderdeel is van het recht op privacy. De vraag rijst of dit principe ook op afbeeldingen van huizen toegepast kan worden.
Vorig jaar werd de voorzitter van de rechtbank van koophandel in Antwerpen met deze problematiek geconfronteerd, in een stakingsprocedure op grond van de handelspraktijkenwet. Onderneming A had bij onderneming B een houten bijgebouw geplaatst, en daarna in een brochure een foto van dat gebouw gebruikt. Onderneming B vorderde de stopzetting van de commercialisering van de afbeelding in publicaties, websites en boeken, op grond van artikel 22 Grondwet (recht op privacy), en in ondergeschikte orde op grond van het eigendomsrecht en het vennootschapsrecht. Volgens de onderneming had zij geen toestemming gegeven om de afbeeldingen te gebruiken.
De voorzitter van de rechtbank van koophandel oordeelde dat de miskenning van de eigendomsrechten een inbreuk op de wet handelspraktijken kan uitmaken, als daardoor de rechten van een andere verkoper (virtueel) geschaad worden. De rechtbank verwees hiermee naar de rechtspraak die het reproduceren van prenten van voetbalspelers met een uitsluitend commercieel doel, in strijd met het recht op afbeelding van de betrokken spelers, kwalificeert als in strijd met de eerlijke handelspraktijken. Aangezien onderneming A niet kon aantonen dat onderneming B haar instemming verleend had voor het gebruik van de foto's, beval de voorzitter de staking van dit gebruik.
Principieel afwijzen
Het valt te betreuren dat de stakingsrechter niet dieper ingegaan is op de vraag of het recht op afbeelding van huizen het eigendomsrecht of het recht op privacy raakt. De verwijzing naar de rechtspraak over het recht op afbeelding van voetbalspelers is fundamenteel verschillend, aangezien het daar om natuurlijke personen gaat, en niet om onroerende goederen.
Mijn inziens wordt best aangesloten bij de rechtspraak van het Franse Hof van Cassatie (zie kader), dat het portretrecht op onroerende goederen principieel afwijst, behalve in het uitzonderlijke geval dat de eigenaar bijzondere schade zou ondervinden bij het gebruik van de afbeelding.
Er moet namelijk een eind worden gesteld aan de neiging om beelden te monopoliseren, wat er toe zou kunnen leiden dat het publiek geen afbeeldingen van landschappen meer kan bekijken.
(De auteur is assistent aan de Universiteit Gent en advocaat)
Vz. Rb. Kh. Antwerpen, 9 maart 2006, AR 05/15246, onuitg.
Ook in Franse en Nederlandse rechtbanken woedt de discussie
Het Franse Hof van Cassatie oordeelde in 2004 dat er in beginsel geen recht op afbeelding op onroerende goederen kan bestaan. Enkel in geval van een "trouble anormal" erkende het Hof dat de eigenaar van het goed zich kan verzetten tegen de exploitatie van de afbeelding.
In 2005 oordeelde het hof van beroep in Orleans dat de eigenaar van een bekende boot een "abnormale storing" ondergaat als een afbeelding van zijn vaartuig gereproduceerd wordt op souvenirs. De eigenaar had immers belangrijke kosten gemaakt om het vaartuig te onderhouden en er promotie voor te voeren. De verkoop van afbeeldingen van deze boot was voor hem een bron van inkomsten. Als derden dat zonder enige vergoeding ook zouden kunnen doen, was er volgens het hof sprake van parasitaire mededinging.
In 2006 weigerde het hof van beroep in Parijs te erkennen dat het gebruik van de afbeelding van de Tour Montparnasse in een film een "abnormale storing" betekende voor de mede-eigenaars van de bekende wolkenkrabber.
Ook in Nederland ontstond beroering over het portretrecht op huizen. Fortis Bank had in een brochure over hypotheken zonder toestemming van de eigenaar diens huis in vooraanzicht afgebeeld. Het huis was vanaf de openbare weg zichtbaar. Er waren geen privedelen afgebeeld.
De kantonrechter in Amsterdam oordeelde in 2006 dat onder bepaalde omstandigheden het gebruik van zo'n afbeelding onrechtmatig kan zijn. De kantonrechter beklemtoonde enerzijds dat de woning geen koophuis was, nooit gehypothekeerd was en dat de bancaire context oneigenlijk was. Ook hadden de eigenaars volgens hem een sterke emotionele band met de woning. Volgens de kantonrechter kwam het er op neer ?dat de eigenaar van een particuliere woning toestemming moet geven voor een dergelijke wijze van verspreiding van de afbeelding van zijn woning. De redenen hiervoor zijn te scharen onder de termen ?eigendom? en "privacy". Fortis Bank stelde hoger beroep in en kreeg in 2007 gelijk van het Gerechtshof in Amsterdam.
Fortis voerde aan dat zij op grond van artikel 10 EVRM het recht heeft haar reclame te voeren zoals zij dat wil. Het hof antwoordde hier onmiddellijk op dat dit recht op informatievrijheid onderworpen is aan beperkingen zoals het eigendomsrecht of het recht op privacy (artikel 8 EVRM). Maar het hof oordeelde dat niet bleek dat de handelingen van Fortis de eigenaars verhinderden het huis in kwestie overeenkomstig hun recht te gebruiken.
Ook de tweede grondslag, de inbreuk op de privacy, werd verworpen. Zo bleek het huis door de familie stelselmatig te worden verhuurd, en had de familie in de procedure zelf aangegeven dat de publicatie niet al te herkenbaar of negatief naar de bewoners of eigenaars verwees. Volgens het hof was een inbreuk op de privacy nog moeilijk vol te houden.
Lamp
Comment