Er was eens … een jongeman uit Oud-Waterschei, het oudste kind in een gezin van acht.
In zijn late tienerjaren verdeed hij de weekends langs de vele motorcrossparcoursen in het Vlaamse land. Een van zijn jongere broers was namelijk gedurende acht jaar een verdienstelijk amateur motorcrosser.
Met het Voigtlaender fototoestel van z’n vader, zette hij de eerste stappen in een nieuwe hobby. Een sportende broer en z’n supporters waren de meest gefotografeerde onderwerpen.
Al vlug voldeed het toestel van vader niet meer en - omdat de fotografiemicrobe erg hardnekkig was - werd er geïnvesteerd in een eerste analoge spiegelreflexcamera.
Verschillende camerabody’s zouden volgen. Door de stoffige en modderige omgeving waarin gefotografeerd werd en het respectabel aantal sluiterbewegingen, was zo’n camerahuis na één jaar meestal aan vervanging toe.
Na de motorcrosscarrière van broer kwamen er andere interesses en belandde de fotografie een beetje in de vergeethoek.
Voor het brood op de plank werkte hij achtereenvolgens in de ondergrond van de koolmijn, als internationaal vrachtvoerder en als machinist van mobiele hijskranen.
Na zijn pensionering nam hij de draad met de fotografie weer op. Dat zijn vroegere hobby intussen helemaal gedigitaliseerd was, werd een extra stimulans.
Tijdens zijn wandelingen door het dorp, bleven de torenkranen op de verschillende werven een onweerstaanbare aantrekkingskracht op hem uitoefenen. Door een rare kronkel in z’n hersenen, rijpte het idee om zijn liefde voor het kraanmanschap te combineren met zijn herontdekte hobby.
De gevolgen ziet u hieronder:
1
2
3
Ter afwisseling - en als conditietraining - bezocht hij ook nog een andere werf in het dorp.
4
Om de confrontatie met pottenkijkers of boze bouwvakkers te vermijden, werden de kranen in de vroege morgens van het weekend “gekaapt”.
5
6
Een zekere nacht zou het marktplein door de deelnemers aan een "oldtimer autocar rally" gebruikt worden als tussenstop en nachtelijke parkeerplaats.
Reden genoeg voor een nieuwe expeditie.
7
Tijdens zijn “hoogtestages” had hij gemerkt dat een grote groep kauwen elke morgen, ongeveer op hetzelfde uur, verzamelden op de giek van de torenkraan.
Zo gauw echter één van die vogels hem in het oog kreeg, werd er alarm geslagen en zwermden zij met veel kabaal uit over het dorp.
Hij dacht: “Zo’n giek vol kauwen, dat levert ongetwijfeld een mooie foto op”.
Maar … om een toonbaar resultaat te krijgen, moest hij met z’n D40 en kitlensje dichtbij die bangeriken proberen te komen.
Zo ontstond het plan voor een schuilhut op 45 meter hoogte.
De verpakking van een boiler was groot genoeg om in te schuilen en niet te zwaar om door de ladders naar boven te dragen.
Met een opgeplooide kartonnen doos op de rug gebonden, het statief tegen de borst gesjord en het fototoestel in een tas aan de broekriem, begon enkele dagen later een volgende expeditie aan de voet van de kraan.
8
Het resultaat was echter pover. Die beesten vertrouwden dat rare bouwsel natuurlijk niet.
9
Niettegenstaande hij allesbehalve bijgelovig was, werd er bij de laatste beklimming voor alle zekerheid een talisman mee naar boven genomen. Hij had in een vorig leven opleiding gegeven voor torenkranen, maar helemaal ongevaarlijk zijn dergelijke strapatsen niet; en is er niet een spreekwoord dat zegt: “baat het niet, dan schaadt het niet”?
10
Dit was een kleine greep uit de digitale avonturen van een vreemde snuiter. Laat ons hopen dat hij nog lang en gelukkig leeft.
Elke gelijkenis met een bestaand persoon is niet louter toevallig.
In zijn late tienerjaren verdeed hij de weekends langs de vele motorcrossparcoursen in het Vlaamse land. Een van zijn jongere broers was namelijk gedurende acht jaar een verdienstelijk amateur motorcrosser.
Met het Voigtlaender fototoestel van z’n vader, zette hij de eerste stappen in een nieuwe hobby. Een sportende broer en z’n supporters waren de meest gefotografeerde onderwerpen.
Al vlug voldeed het toestel van vader niet meer en - omdat de fotografiemicrobe erg hardnekkig was - werd er geïnvesteerd in een eerste analoge spiegelreflexcamera.
Verschillende camerabody’s zouden volgen. Door de stoffige en modderige omgeving waarin gefotografeerd werd en het respectabel aantal sluiterbewegingen, was zo’n camerahuis na één jaar meestal aan vervanging toe.
Na de motorcrosscarrière van broer kwamen er andere interesses en belandde de fotografie een beetje in de vergeethoek.
Voor het brood op de plank werkte hij achtereenvolgens in de ondergrond van de koolmijn, als internationaal vrachtvoerder en als machinist van mobiele hijskranen.
Na zijn pensionering nam hij de draad met de fotografie weer op. Dat zijn vroegere hobby intussen helemaal gedigitaliseerd was, werd een extra stimulans.
Tijdens zijn wandelingen door het dorp, bleven de torenkranen op de verschillende werven een onweerstaanbare aantrekkingskracht op hem uitoefenen. Door een rare kronkel in z’n hersenen, rijpte het idee om zijn liefde voor het kraanmanschap te combineren met zijn herontdekte hobby.
De gevolgen ziet u hieronder:
1
2
3
Ter afwisseling - en als conditietraining - bezocht hij ook nog een andere werf in het dorp.
4
Om de confrontatie met pottenkijkers of boze bouwvakkers te vermijden, werden de kranen in de vroege morgens van het weekend “gekaapt”.
5
6
Een zekere nacht zou het marktplein door de deelnemers aan een "oldtimer autocar rally" gebruikt worden als tussenstop en nachtelijke parkeerplaats.
Reden genoeg voor een nieuwe expeditie.
7
Tijdens zijn “hoogtestages” had hij gemerkt dat een grote groep kauwen elke morgen, ongeveer op hetzelfde uur, verzamelden op de giek van de torenkraan.
Zo gauw echter één van die vogels hem in het oog kreeg, werd er alarm geslagen en zwermden zij met veel kabaal uit over het dorp.
Hij dacht: “Zo’n giek vol kauwen, dat levert ongetwijfeld een mooie foto op”.
Maar … om een toonbaar resultaat te krijgen, moest hij met z’n D40 en kitlensje dichtbij die bangeriken proberen te komen.
Zo ontstond het plan voor een schuilhut op 45 meter hoogte.
De verpakking van een boiler was groot genoeg om in te schuilen en niet te zwaar om door de ladders naar boven te dragen.
Met een opgeplooide kartonnen doos op de rug gebonden, het statief tegen de borst gesjord en het fototoestel in een tas aan de broekriem, begon enkele dagen later een volgende expeditie aan de voet van de kraan.
8
Het resultaat was echter pover. Die beesten vertrouwden dat rare bouwsel natuurlijk niet.
9
Niettegenstaande hij allesbehalve bijgelovig was, werd er bij de laatste beklimming voor alle zekerheid een talisman mee naar boven genomen. Hij had in een vorig leven opleiding gegeven voor torenkranen, maar helemaal ongevaarlijk zijn dergelijke strapatsen niet; en is er niet een spreekwoord dat zegt: “baat het niet, dan schaadt het niet”?
10
Dit was een kleine greep uit de digitale avonturen van een vreemde snuiter. Laat ons hopen dat hij nog lang en gelukkig leeft.
Elke gelijkenis met een bestaand persoon is niet louter toevallig.
Comment